Van Albeniz tot Wieck (sorry for those who aren't in this list.)

Van Albeniz tot Wieck                                 (sorry for those who aren't in this list.)
Isaac Albeniz, Charles-Valentin Alkan, Geza Anda, Martha Algerich, Claudio Arrau, Vladimir Ashkenazy, Winniefred Atwell, Carl Philip Emanuel Bach, J.S. Bach, Burt Bacharach, Wilhelm Backhaus, Cor Bakker, Harry Bannink, Alwin Baer, Daniel Barenboim, Béla Bartok, Count Basie, Carl Bechstein, Pia Beck, Ludwig von Beethoven, Peter Beets, Idil Birit, Berlioz, Leonard Bernstein, Mike Boddé, Jorge Bolet, Viktor Borge, Michiel Borstlap, Johannes Brahms, Alfred Brendel, Herman Brood, Dave Brubeck, Hans von Bulow, Ferruccio Busoni, Frédéric Chopin, Aldo Ciccolini, Muzio Clementi, Harry Connick Jr, Alfred Cortot, Bartolomeo Cristofori, Carl Czerny, Claude Debussy, Anton Diabelli, Louis van Dijk, Anton Dvorak, Duke Ellington, Clare Fischer, Hein van der Gaag, George Gershwin, Edvard Grieg, M.A. Hamelin, Martinus Hersman, Iris Hond, Vladimir Horowitz, Udo Jurgens, Pim Jacobs, Elton John, Hank Jones, Diane Krall, Rob Kreefeld, John Lewis, Valentina Lisitsa, Franz Liszt, Arturo B. Michelangeli, Thelonius Monk, W.A. Mozart, Enrico Pace, Oscar Peterson, Bud Powell, Serge Rachmaninoff, Maurice Ravel, Yana Reznik, Jimmy Rowless, Arnold Schoenberg, Jean-Yves Thibaudet, Mitsuko Uchida, René Urtreger, Anna Vinnitskaya, Arcadi Volodos & Clara Wieck.

Totaal aantal pageviews

maandag 18 februari 2013

Pianoforte.

De piano is een slag-, toets- en snaarinstrument uit de citerfamilie dat bespeeld wordt met een enkel klavier en 2 of 3 pedalen.

De originele naam is eigenlijk pianoforte, dat letterlijk zacht en sterk betekent. Hiermee werd aangegeven dat er hard en zacht op te spelen was, iets dat bij het klavecimbel, één van de voorlopers van de piano, nagenoeg onmogelijk was. Omdat de naam verder ingekort werd tot piano, heeft de term pianoforte inmiddels de betekenis gekregen van "authentiek" instrument van de barok- en klassieke periode. Soms ziet men ook wel de term fortepiano, wanneer men de voorloper van de moderne piano bedoelt.
De huiskamerpiano (ook buffetpiano genoemd) is meestal verticaal opgebouwd (staand) en de piano met de snaren horizontaal noemt men een vleugel of vleugelpiano.

Geschiedenis
De piano is tussen 1698 en 1709 door Bartolomeo Cristofori in Florence uitgevonden, en heette toen pianoforte of fortepiano, of hammerklavier. Silbermann was een van de eerste Duitse pianobouwers, en Johann Sebastian Bach heeft ook al kennis gehad van diens instrumenten. De vernieuwing van klavecimbel naar pianoforte was enorm, er was een nieuw type instrument ontwikkeld, dat een totaal andere klank had. Aanvankelijk waren de hamertjes met hard leer omspannen, later werd dat vervangen door het zachtere samengeperste vilten hamertje, wat grote invloed op de klank had, en een rondere meer zangerige toon opleverde. Het mechaniek werkte aanvankelijk als volgt: Drukte men een toets in, dan sloeg een hamertje tegen een snaar. Dat was een vernieuwing, want tot die tijd kende men alleen het door een toets getokkelde snaar principe. Bij de 'stoss-mechaniek' (werd later het Engelse mechaniek) zit de hamer op een aparte hamerlijst, bij de 'prell-mechaniek' (werd later de Duitse of Weense mechaniek) is de hamer onmiddellijk op het achtereinde van de toets bevestigd. Dit mechaniek speelde veel lichter dan het stoss-mechaniek. In 1823 vond Erard de repetitie-mechaniek uit (mechanisme à double échappement), waarbij de hamer na de aanslag niet in de rusttoestand terugvalt, doch halverwege wordt opgevangen door een met leer bespannen 'vanger'. Het voordeel was dat er nu sneller achtereen op dezelfde toets kon worden gepeeld ofwel gerepeteerd. Het gietijzeren raam en het kruissnarige systeem werden voor het eerst in Amerika toegepast. Hierdoor konden er ook grotere spanningen op de snaren komen dan bij de houten frames van voor die tijd, wat resulteerde in krachtiger fortes en betere stembaarheid. Broadwood kreeg het patent op de uitvinding van het pedaal in 1783.

Moderne mechaniek
In rust drukken zachte vilten dempers tegen de snaren, om het doorklinken te voorkomen. Door het neerdrukken van een toets wordt deze demper van de betreffende snaar af getild, en slaat een met hard vilt beklede hamerkop tegen de snaren. Het trillen van de snaren wordt middels een kam (voor het midden- en hogetonengebied) en een baskam (voor het lagetonengebied) overgebracht naar de zangbodem waardoor deze gaat zingen (resonantie). Als de toets wordt losgelaten, wordt de demper onmiddellijk weer tegen de snaar gedrukt waardoor de toon verstomt. Om het volume van de klank te vergroten, zijn de snaren in het midden- en hogetonengebied dubbel of zelfs in drievoud uitgevoerd. De hoogste tonen worden doorgaans niet gedempt, omdat de hoogste tonen veel korter doorklinken.

De piano heeft twee of drie pedalen:

Het linker pedaal brengt bij de staande piano, de hamerkoppen in hun rustpositie dichter bij de snaren, waardoor het geluid van de aanslag zachter wordt; kortere afstand betekent hierbij minder acceleratie met als gevolg een verminderde kracht bij het raken van de hamer op de snaren. De muziekterm voor dit pedaal is una corda. Bij een vleugel verschuift dit pedaal namelijk het hele klavier inclusief mechaniek, waardoor de hamers in plaats van de twee of drie snaren per toets er nog maar een of twee raken, wat een minder volume geeft. Als het pedaal opnieuw in de oorspronkelijke positie gebracht wordt, heet dit tre corde, wat 3 snaren betekent.
Het rechter pedaal (sustainpedaal) laat de toon doorklinken na het loslaten van een toets doordat je met het indrukken van dit pedaal alle dempers van de snaren haalt. Als er sprake is van met pedaal spelen dan wordt steeds het rechter pedaal bedoeld.
Als er een derde (middelste) pedaal aanwezig is kan dit verschillende functies hebben:

moderatorpedaal of studiepedaal dat een viltstrook tussen de hamerkoppen en de snaren brengt. Dit middelste pedaal is bedoeld om te vergrendelen voor het geval men wil oefenen zonder te veel geluidsoverlast te veroorzaken. Vele staande piano's zijn hiermee uitgerust.
sostenutopedaal, dat alle snaren door laat klinken waarvan de toets is ingedrukt op het moment dat het pedaal wordt ingedrukt. Dit hebben enkel de grotere vleugelpiano's, en sommige staande piano's zoals de piano Yamaha U3C.
De meeste piano's hebben sinds ongeveer 1885, 88 toetsen, met een Ambitus van A0 tot C8, (van ''A tot c'''''), dat is een bereik van zeven octaven plus een kleine terts. Het aantal snaren kan per piano verschillen. Dit is afhankelijk van de mensuur die gebruikt is door de fabrikant. De snaren van een piano zijn gespannen in een gietijzeren frame wat pantserraam genoemd wordt. De trekkracht van de snaren op het pantserraam is voor alle snaren samen ongeveer 18000 kg.

Alle moderne huiskamerpiano's zijn kruissnarig uitgevoerd om de lengte/dikte/spanningsverhouding te kunnen optimaliseren binnen de beperkingen van de gegeven hoogte van de piano (mensuur).

Een vleugelpiano is in feite een piano waarbij de snaren niet staand, maar liggend zijn opgesteld. Ze zijn meestal langer uitgevoerd en klinken - vooral de laagste snaren - helderder, door een gunstiger lengte/dikte/spanningsverhouding. De vleugel ontleent zijn naam aan de vleugelvorm. De maten variëren van kleine salonvleugel (1.35 meter lang) tot grote concertvleugels (meer dan 3 meter lang).

Stemmen
Regelmatig, voor piano's die in huiskamers staan globaal twee keer per jaar, en zeker als het instrument langere tijd geteisterd wordt door fluctuaties in temperatuur en luchtvochtigheid, moet de piano gestemd worden; d.w.z. de tonen moeten weer op de juiste onderling corresponderende hoogten worden gebracht. Het stemmen van een piano is een vaardigheid die de bespeler - de pianist - over het algemeen niet zelf bezit. Hiervoor moet een speciaal opgeleide pianostemmer de piano komen stemmen.

Het stemmen gebeurt door het verdraaien van de stempennen, waaraan de snaren vastzitten. Hierdoor verandert de spanning en daarmee de toonhoogte van de snaar. De verdeling van de twaalf tonen binnen een octaaf heeft Pythagoras al hoofdbrekens gekost omdat de reinklinkende frequentieverhoudingen van octaven (1:2), kwinten (2:3) en kwarten (3:4) wiskundig niet verenigbaar zijn. Deze onvolmaaktheid leidde in eerste instantie tot veel verschillende stemmingen. Een voorbeeld hiervan is Werckmeister III.

In de tegenwoordig gebruikte gelijkzwevende stemming wordt deze onvolmaaktheid gelijkmatig verdeeld. Daarbij kan in elke toonsoort gespeeld worden omdat dan de tonen onderling ongeveer zuiver klinken. De onderlinge toonsafstanden worden zodanig verdeeld, dat de frequenties van alle tonen zich onderling verhouden als de twaalfdemachtswortel uit 2, dat is (afgerond) 1,059463094. De onvolmaaktheid varieert per instrument, dit komt door de aan snaarinstrumenten inherente complicerende factor genaamd inharmoniciteit.

Geen opmerkingen: